De spreekbeurt
Van Mark Tijssen
inhoud
1.voorwoord
2.voorplanting
3.hoe leer je vissen?
4.welke hengel kies je?
5.welke vissen zijn er?
6.wat voor aas kies je?
7.de snoek
8.de baars
9.de zeelt en de karper
10.vragen
11.slot
1.
voorwoord
Ik houd mijn spreekbeurt over vissen want ik vind vissen een leuke sport en een
intressant onderwerp.
2.Voorplanting
Zoogdieren paren met elkaar. De
zaadcellen van het mannetjesdier worden in het lichaam van het vrouwtjesdier
gebracht.Daar bewegen ze zich naar de eicel. Als die bereikt is versmelten de
beide cellen tot een eicel die kan uitgroeien tot een jong dier. Vissen paren
niet, zij paaien.In de paaitijd zit het vrouwtje vol met eicellen of kuit.
Deze eitjes worden op een steen of op een waterplant afgezet. We noemen dat
kuitschieten.De mannetjesvis laat daarna zijn zaadcellen,het homvocht vlakbij de
eicellen uit zijn lichaam stromen. De
zaadcellen zwemmennu naar de eicellen en
versmelten. Na enige tijd komen de bevruchte eitjes uit en zijn de jonge visjes
geboren.
3. Hoe leer je vissen?
Je kunt veel leren van
vissen maar je leert het pas als je het zelf probeert. Je kunt met iemand die
verstand van vissen heeft bijvoorbeeld je vader of opa of een familielid. Als je
al een beetje kunt vissen dan kan je bij een hengelsport vereniging gaan en daar
ga je wedstrijden vissen. En daar kun je ook prijzen winnen. Je begint aan de
viswedstrijd, je gooit je dobber in en je hebt beet. Je moet niet direct
aanslaan maar je moet wachten. De dobber moet minstens 3 tellen onder zijn
geweest. Dan moet je een klein tikje geven, en dan heb je kans dat je een vis
hebt gevangen. Maar als je een te groot tikje geeft dan kan het lipje van de vis
kapot springen. Of je hebt de hele lip aan de haak, en dan heb je geen vis. En
het kan ook zijn dat je lijn helemaal in de knoop komt. En die krijg je er niet
meer goed uit de knoop want het is een heel dun lijntje. Je moet goed leren hoe
je een vis van de haak haalt anders gaat de vis dood, als het te lang duurt. En
je moet je handen nat maken anders beschadig je de huid en gaan er allemaal
schubben van de vis af. En heel af en toe krijg je een snoek of karper aan
de lijn. Maar dan zou ik maar snel de schaar pakken en je lijn afknippen. Want
dat zijn sterke vissen en die willen weg zwemmen. En dan heb je kans dat de top
eraf gaat. En dan heb je niks meer aan je hengel. Maar het komt niet vaak voor
dat je een karper of een snoek aan de lijn krijgt. Want snoeken eten vissen en
karpers boileys. En als ze echt honger hebben eten ze het brood of maaien dat je
aan de haak hebt. En als je de haak niet uit de mond krijgt dan gebruik je zo’n
hakentrekker. Maar deze hakentrekker is alleen voor kleinere vissen.
4.
welke hengel kies je?
Vroeger maakte de mensen hengels van
stokken. Als haken gebruikten ze dorens en scherpe dingetjes. En de lijn werd
gemaakt van haar bijvoorbeeld van een paardenstaart in elkaar gevlochten. Tot
1970 werden er houten hengels gemaakt en van bamboe stengels. Nu worden hengels
gemaakt van kunstvezel en een soort plastic en deze hengel is van karbon.
Vissers hebben keuzen uit hengels. Uit vaste hengels en werp hengels en een
vliegvishengel. Een vaste hengel gebruik je om kleinere vissen te vangen en een
werphengel kun je ook gebruiken om kleinere vissen te
vangen. Maar is eigenlijk bedoeld voor grotere vissen te vangen. Maar er is ook
een telescopische hengel. Die is wel handig want die hoef je maar uit elkaar te
trekken. De telescopische hengel is ook bedoeld voor kleinere vissen. Bij een
gewone hengel is het anders daar moet je ze allemaal een voor een in mekaar
zetten. Maar de lengte van een gewone hengel is van 3 tot 14 meter. En de vissen
die je vangt in een sloot die heten witvis. Een werphengel is 1 tot 3 meter
groot. Je hebt werphengels die uit 3 delen bestaan en ook werphengels die je uit
elkaar moet trekken. En op een werphengel zit een werpmolen dat is dit ding. Er
zit op een werpmolen een spoel dat is dit ding. Er zit wel honderd meter lijn
op. Die houden wel een karper of een snoek. Een karper en een snoek geven zich
niet zomaar op. Je moet zo ongeveer een half uur vechten om een karper of snoek
moe te krijgen. En je hebt nog een hengel een vliegvishengel. Dat doe je meestal
als het zomer is. Want als het zomer is springen de vissen meestal. En aan een
vliegvishengel zit een nepvlieg. Je kan er ook een echte aan doen. Alle soorten
witvis eten vliegen de vissen springen om hun vlieg te vangen.
5. welke vissen zijn er?
Je hebt best veel witvissen. Je hebt de
voorn die herken je aan zijn oranje vinnen. En een voorn kan maximaal 30 cm
groot worden. En je hebt de zeelt die herken je aan zijn slijm op zijn huid. Hij
glipt zo uit je handen. En hij wordt maximaal 50 cm groot. En de baars, hem
herken je aan zijn
oranje strepen. Maar als je hem vast pakt zet hij zijn stekels uit en dat prikt
een beetje. Je hebt kleine baarsjes en grote baarzen. Maar ik weer niet precies
hoe groot hij kan worden. De brasem is er ook nog. Hij is te herkenen aan dat
hij een beetje hoger is. Hij word ongeveer 50 cm groot. En de karper is er ook
nog hij valt te herkennen aan dat hij groot, dik is en hij heeft geen tanden.
Hij is soms wild en hij word maximaal 150 cm groot. En je hebt de paling die
valt te herkennen aan dat het meer een soort slang is en hij heeft tanden. En de
snoek is er nog als de laatste. Hij valt te herkennen aan zijn spitse kop en aan
zijn tanden. En hij wordt maximaal 220 cm groot.
6.Wat voor aas kies je?
Je hebt verschillende soorten azen. Je
hebt aas voor karpers snoeken voorns enzovoort. Het aas van de karper is
boileys, deeg en als hij honger heeft dan pakt hij wel een stukje brood of een
maai. En het aas van de
snoek is levend aas, dus kleine visjes en net zoals de karper als hij heel veel
honger heeft pakt hij brood en maaien. En het aas van de paling. Hij eet liever
ook een visje. En het aas van de zeelt, voorn, brasem is ook een stukje brood,
deeg of maaien. En dat waren de soorten azen.
7. De snoek
De snoek in Nederland.
Bij ons in Nederland leeft de snoek in bijna alle soorten water, als het
tenminste niet te troebel of teveel verontreinigd is. Wel heeft deze vis een
duidelijke voorkeur voor langzaam stromend water. De boden moet begroeid ,zijn
met waterplanten en ook de oever ,moet begroeid zijn. De meeste poldersloten in
ons land zijn dus uitermate geschikt voor de
snoek.Ook in afgesloten water zoals grote vijvers en meren kun je dit dier
verwachten.
vijanden van de snoek
Heel jonge snoekjes worden gegeten door libellelarven en waterroofkeverlarven,
baarzen en andere snoeken. Snoeken die al wat groter zijn hebben in het water
geen andere vijanden dan hun nog grotere soortgenoten.
Het zijn nu vooral reigers, aalscholvers,visotters en visarenden waarvoor ze
moeten oppassen.De laatste twee diersoorten zijn overigens erg zeldzaam
geworden.
De snoek verdedigt zich nauwelijks tegen een vijand. Natuurlijk zal hij proberen
zich los te rukken. En als hij de kans krijgt zal hij proberen
te bijten. Maar daar blijft het bij. Hij vertrouwt volledig op zijn schutkleur,
waardoor hij nauwelijks te ontdekken is.In de paartijd zijn snoeken zeer
kwetsbaar.Dat komt omdat ze dan in erg ondiep water zitten en omdat ze zelf
onvoorzichtig zijn.Ze zijn dan niet veilig.
8. De baars
De baars is gemakkelijk te vangen omdat
,hij zo geweldig gulzig is!
Baarzen zwemmen in scholen maar als regel zwemmen de kleineren bij elkaar en
apart van de grotere vissen. Als je dan ook een kleintje van een
paar pond hebt gevangen,hoef je niet te verwachten dat je daarna een grotere
zult krijgen van een paar pond. Een baars wordt meestal niet
zwaarder dan 5 pond maar er zijn er niet veel die dat gewicht halen. Als
de eitjes van de baars uitkomen zijn er meestal zoveel dat er niet genoeg eten
is.
9. De zeelt en de karper
Beide vissen leven in de rustige wateren van vijvers en meren. Er is weinig kans
dat je ze gedurende de winter maanden zult vangen. De karper eet tijdens de
winter heel weinig dus zal hij niet in het aas bijten en de zeelt houdt een
lange winterslaap in de modder op de bodem.
Veel hengelaars beschouwen de karper als de slimste vis en daardoor de
moeilijkste om te vangen. Een karper met een gewicht van vijftien kilo is niet
zeldzaam. Het is ook een stevige vechter. Je hebt heel sterk visgerei nodig om
hen aan de kant te kunnen halen. Maar als dit te dik is wordt
de slimme karper aargwand en blijft weg van het aas. Het aas moet de haak ook
helemaal bedekken anders zal hij er nooit in bijten. Als je op kamer
wilt vissen moet je voorbereid zijn op een lange stille en bewegingloze
wachttijd. Het minste geluid, de kleinste trilling die over het water valt zal
de karpers waarschuwen. Er zijn verschillende soorten karpers. Sommige kun je
herkennen aan hun schubben. De gewone karper is volledig met schubben bedekt.De
lederkarper heeft heel weinig schubben, die verspreid zitten over de dikke
leerachtige huid. Zeelten worden niet zo groot als karpers en zoeken hun voedsel
meer op de bodem van het water. De vroege morgen en de late avond zijn de beste
tijden om zeelten te vangen.
10.Vragen
1.Waar valt de voorn aan te herkennen?
antwoord:aan zijn oranje vinnen
2.Wat eet de karper?
antwoord:boileys of een stukje brood of deeg of een paar maaien.
3.Hoe groot kan de brasem ongeveer worden?
antwoord:50 centimeter
4.Wanneer kan je het beste vliegvissen?
antwoord:in de zomer
5.Waar werd vroeger mee gevist?
antwoord:met bamboe
hengels.
11.Slot
Ik hoop dat jullie het een leuke en
interessante spreekbeurt vonden.
Met vriendelijke groeten,
Mark Tijssen
|